Zoeken

Kleurrijke uitnodiging tot vrede

Pascale Marthine Tayou op Congoville

08/03/2021 - 14:48

“Als zwarte kunstenaar verwijs ik met mijn gekleurde kasseien naar ‘mensen van kleur’. Mijn werken op Congoville nodigen uit tot vrede. Laten we de problemen niet boven elkaars hoofden bespreken, maar samen met elkaar in gesprek gaan.” Wijze woorden van kunstenaar Pascale Marthine Tayou, in gesprek met curator Pieter Boons.

Trendy exotisch product

Pascale Marthine Tayou (P.M.T.): In de jaren negentig ben ik in België beginnen werken als jonge kunstenaar en ik heb de indruk dat er sindsdien elk jaar wel ergens een Congo-viering is geweest. Het lijkt alsof er een soort trendy exotisch product is ontstaan dat we dat maar al te graag willen blijven consumeren. Er is blijkbaar een typisch Vlaams intellectueel verlangen om het over de voormalige kolonie te hebben, alsof men vreemd genoeg een soort zeggenschap wil voortzetten.

Veel culturele ‘producten’ zijn bovendien nogal exclusief, als het gaat over de kennis of de taal die nodig is om eraan deel te nemen. Zo was de tv-serie ‘Kinderen van de Kolonie’ alleen in het Nederlands te zien, alsof er geen Congolese of Franstalige Belgen aan meegewerkt hadden. Veel van dergelijke projecten ademen dan ook een ‘mea culpa’ uit, zonder evenwel rekening te houden met alle betrokkenen.

De expo ‘Congoville’ voelde enigszins aan als een theaterstuk dat op een vertrouwd podium wordt opgevoerd. Maar ik hoop echt dat we er iets anders van kunnen maken. Als je een boom wilt verwijderen, is het niet genoeg om wat aan het bladerdek te schudden, je moet ook de wortels uitgraven.

“Als je een boom wilt verwijderen, is het niet genoeg om aan het bladerdek te schudden, je moet ook de wortels uitgraven.”
Pascale Marthine Tayou

Congo als metafoor

Pieter Boons (P.B.): In hoeverre sluit uw werk aan bij het concept van Congoville?

P.M.T.: Aanvankelijk was mijn werk totaal niet gerelateerd aan Congoville. Het was ook niet de curator die mij uitgenodigd heeft maar wel de museumdirecteur, tijdens een atelierbezoek in Gent. Na deze ontmoeting zijn we gaan samenwerken. Ik ben altijd gefascineerd door gesprekken met anderen en waar ze me mee naartoe nemen.

Ik ben echter niet geïnteresseerd in het intellectuele systeem achter deze tentoonstelling, namelijk een statement van een curator onderbouwen via mijn werk als kunstenaar. Ik doe zeker niet mee omdat ik van Afrikaanse afkomst of zwart ben.

Ik zie ‘Congo’ als een metafoor: het is een land dat met veel problemen te kampen heeft en zijn strijd is vergelijkbaar met vele andere plekken op de wereld. Mijn artistieke praktijk is gebaseerd op mijn multi-etniciteit en op de specifieke omstandigheden (en beperkingen) van de wereld van vandaag. Zodoende heb ik natuurlijk al rechtstreeks en onrechtstreeks gewerkt rond postkoloniale kwesties. Mijn artistiek werk is míjn manier om met maatschappelijke problemen om te gaan en om mogelijke oplossingen te suggereren.

Afleren van imperialistisch gedachtegoed

P.B.: In haar essay heeft Sandrine Colard het over het ‘afleren van een imperialistisch gedachtegoed’. Wat betekent dit voor u?

P.M.T.: Deze vraag leidt naar een heleboel andere vragen: wat is afleren? Wie moet wat afleren? Is het de imperialist? De mens? De kolonisator of de gekoloniseerde? Als deze vraag over het ‘wie’ gelieerd is aan ras, waarom nodigt de tentoonstelling dan zwarte Afrikaanse kunstenaars of kunstenaars van Afrikaanse origine uit? Want zij moeten het gesprek aangaan met een grotendeels wit publiek? Is het de ambitie om te laten zien dat er zwarte kennis bestaat en dat deze een integraal deel uitmaakt van alle bestaande kennis?

Laten we alstublieft ophouden met het confronteren van één ding met zijn zogenaamde tegendeel, laten we stoppen met in uitersten te denken. We moeten oppassen dat we de ene vorm van imperialisme niet vervangen door een andere, nieuwe vorm van hetzelfde. Dat is precies wat nu in Afrika gebeurt.

Maar ik geloof niet dat alle problemen waar het continent mee te maken heeft, veroorzaakt worden door witten. De zwarte Afrikaanse leiders zijn medeplichtig geworden aan het imperialisme of ze zijn, als u wil, de nieuwe imperialisten. Als je een revolutie begint, moet je dus eerst je vijand kennen.

“Laten we stoppen met in uitersten te denken. We moeten oppassen dat we de ene vorm van imperialisme niet vervangen door een andere, nieuwe vorm van hetzelfde.”
Pascale Marthine Tayou
'Le chemin de bonheur' - Foto © Leonard Pongo
'Le chemin de bonheur' - Foto © Leonard Pongo

Van mens tot mens

P.M.T.: Volgens mij ligt het probleem elders en gaat het veel verder dan ras en kleur. Het heeft eerder te maken met het menselijk ras als geheel. De kwestie van het imperialisme moet ook over kleinere conflicten gaan, bijvoorbeeld tussen Vlamingen en Walen. Waarom de grote vragen rond de rassenproblematiek aanpakken, terwijl dat ‘slechts’ een van de vele grote en kleine conflicten is?

Als je echt wilt spreken over een ‘deconstructie van het imperialisme’ – ik vind het woord deconstructie hier beter gepast –, ontbreekt het woord ‘mens’. Imperialisme kunnen we tegengaan door het terug te brengen tot de schaal van mens tot mens. In het museum bevinden we ons tussen kunstenaars en vooral tussen andere mensen. Het kan een plek zijn waar we elkaar ontmoeten, waar we ideeën uitwisselen en waar we iets leren – het museum is dus een belangrijke plaats.

Maar we moeten ons hoeden voor al te grote uitspraken over imperialisme. Laten we vooral kalm blijven en met onze hersenen denken of voelen in plaats van alleen met onze emoties. Voordat je een man kunt worden, moet je een kind zijn en moet je opgeleid worden en leren.

Even de hand in het vuur steken

P.B.: Congoville legt de niet-vertelde koloniale geschiedenis van het Middelheim bloot in een grote tentoonstelling die bijna vijf maanden loopt. Wat kan daarvan de impact zijn, bij voorkeur op de lange termijn? Hoe kunnen we de inzichten die zullen ontstaan, ook verankeren aan de toekomst?

P.M.T.: Dat er een koloniaal verhaal gekoppeld is aan de Middelheimsite, is heel interessant. Dit moet zeker verteld worden, het is een vorm van onderwijs, want ik denk dat de mensen in Antwerpen zich daar totaal niet van bewust zijn. Deelnemen aan dit project kan dus een manier zijn om naar de oorsprong van de dingen te gaan.

Pas op, we maken de mensen niet bang, maar dat ze maar even de hand in het vuur steken, daarna verzorgen we ze wel. (lacht)

Congoville kan een manier van opvoeden zijn, maar laten we de kunstwerken opvatten als een veelzijdig laboratorium en niet alleen als een intellectuele of esthetische ervaring. Louter één unieke manier van kijken kun je beschouwen als een nieuwe vorm van imperialisme. Dus volgens mij heeft de instelling de verantwoordelijkheid om verder te gaan dan de kunstwerken en het systeem achter het project. De diepere grondslag van al deze kwesties moet opgezocht worden, om zo een gemeenschappelijke basis te vinden en die te implementeren als een relatie tussen doodgewone mensen. 

'Le chemin de bonheur' - Foto © Leonard Pongo
'Le chemin de bonheur' - Foto © Leonard Pongo
'La Paix des Braves' - Foto © Leonard Pongo
'La Paix des Braves' - Foto © Leonard Pongo

Gekleurde stenen op Congoville

P.B.: Laten we het even hebben over uw werk op de tentoonstelling. Welke ideeën schuilen daarachter?

P.M.T.: De twee werken die te zien zijn, vertonen een visuele verwantschap: in beiden werk ik met stenen en met kleuren.

‘Le Chemin du Bonheur’ heeft het over geluk, want bij de creatie werd ik dagelijks geconfronteerd met allerlei soorten crisis. Toen ik dit werk in 2012 voor het eerst realiseerde op het terrein van het Castello di Ama (Italië), was de uitdaging om een werk te maken in een ruimte die eigenlijk al bezet was door andere kunstenaars. Op zoek naar een evenwicht tussen alle ‘bewoners’ van deze plek kwam ik op het idee om in te grijpen op de weg van de hoofdingang naar de wijngaarden, die men zou kunnen beschouwen als een ‘paradijs’ – het domein levert de eigenaar immers veel inkomsten en plezier op. Vandaar ook de titel: ‘Le Chemin du Bonheur’ is een manier om (letterlijk) wat licht in de duisternis te brengen, net zoals ik in andere werken gedaan heb.

‘La Paix des Braves’, het andere werk, drukt min of meer hetzelfde idee uit. Beide titels hebben een taalkundige overeenkomst en verwijzen rechtstreeks naar de betekenis van het werk. ‘La Paix des Braves’ stelt bijvoorbeeld dat alle mensen gelijk hebben, dat ze er allemaal toe doen, zodat we de strijd kunnen staken en een einde kunnen maken aan de revolutie. Elke kleur staat voor een andere persoon, een ander verhaal, een andere pijn.

“Als je problemen wilt aanpakken, moet je met oplossingen voor de dag komen en niet met stokken of beschuldigingen.”
Pascale Marthine Tayou

P.M.T.: Als zwarte kunstenaar refereer ik aan ‘gekleurde mensen’ door gekleurde stenen te gebruiken. Het werk nodigt uit tot vrede, niet alleen als een feestelijk moment, maar als een vuur dat begint te branden vanuit je eigen ziel. Deze stilstand of overgave, vertegenwoordigd door de witte vlag, is het enige moment in een gevecht dat mij echt bevalt. De rest is onzin en overbodig.

Mijn voorstel is dus niet om diverse problemen en standpunten samen te vatten of boven elkaars hoofden te bespreken, maar om eindelijk tot rust te komen en met elkaar in gesprek te gaan. De vrede (of het geluk) waar ik over spreek, moet universeel zijn – ze begint bij mezelf maar verspreidt zich dan over de hele wereld. Beide werken spreken over revolutie als een verandering, niet door ermee te beginnen, maar door er een einde aan te maken.

De koloniale geschiedenis omarmen

P.B.: Hoe ziet u kunst als een strategie voor herstel, voor genezing?

P.M.T.: Een curator is als een dokter, het woord zelf impliceert een zekere ‘genezing’. Maar de genezing is niet met woorden alleen te vinden, daarom hebben we ook een andere betrokkenheid nodig. Alleen met woorden kun je geen verzoening, geen verandering brengen. Nogmaals, laten we nederig zijn en bekijken vanuit welke positie we verder kunnen gaan.

De reden waarom we nog steeds discussiëren over het postkolonialisme is omdat de problemen die ermee samenhangen nog niet zijn opgelost. Dus als je problemen wilt aanpakken, moet je met oplossingen voor de dag komen en niet met stokken of beschuldigingen. Om te verzoenen hebben we een methode nodig: de koloniale geschiedenis omarmen als een gedeelde geschiedenis die ons allen toebehoort, zou een eerste stap kunnen zijn. En deze houding zou een stap kunnen zijn op weg naar het geluk van toekomstige generaties, een mogelijke chemin de bonheur.

 

P.B.: Welk boek zou u willen aanraden als aanvulling bij uw werk op deze tentoonstelling?

P.M.T.: Thomas Bärnthaler (2015). ‘Do It Yourself: 50 Projects by designers and artists’. Londen: Phaidon Press.

 

Curator Pieter Boons in gesprek met Pascale Marthine Tayou.
Deze tekst verschijnt ook in de publicatie bij de expo.

'La Paix des Braves' - Foto © Leonard Pongo
'La Paix des Braves' - Foto © Leonard Pongo

Over Pascale Marthine Tayou

Pascale Marthine Tayou werd in 1966 in Kameroen geboren en woont en werkt in Gent en Yaounde (Kameroen). Aan het begin van zijn carrière heeft de kunstenaar zijn eerste en tweede naam vervrouwelijkt tot ‘Pascale Marthine’; daarmee wilde hij het belang ontkrachten dat in de kunstwereld wordt gehecht aan auteurschap en gender.

Tayou werkt met diverse media en rond uiteenlopende topics. Of het nu gaat om sculpturen, installaties, video’s, tekeningen of objecten, zijn kunst draait altijd om de hybride kruising tussen verschillende culturen, het parcours van het individu in de geglobaliseerde wereld, en de plaats en perceptie van zijn Afrikaanse identiteit daarin.

Tayou’s werk was te zien in solo- en groepstentoonstellingen over de hele wereld, onder meer in Mu.ZEE (2019), Bozar (2015), tijdens Documenta 11 in Kassel (2002), op de Biënnale van Venetië (2005, 2009), in Turijn (2008), Tate Modern in Londen (2009), op de Biënnale van Gwangju (1997 en 1999), in Santa Fe (1997), Sydney (1997) en Havana (1997, 2006).