Kleurrijke uitnodiging tot vrede
Pascale Marthine Tayou op Congoville
“Als zwarte kunstenaar verwijs ik met mijn gekleurde kasseien naar 'mensen van kleur’. Mijn werk nodigt uit tot vrede. Laten we de problemen niet boven elkaars hoofden bespreken, maar samen met elkaar in dialoog gaan.” Wijze woorden van kunstenaar Pascale Marthine Tayou, in gesprek met curator Pieter Boons.
Trendy exotisch product
Pascale Marthine Tayou (P.M.T.): Ik begon in de jaren '90 als jonge kunstenaar in België te werken. Sindsdien is er elk jaar wel ergens een Congo-viering geweest. Het lijkt wel of er een soort trendy exotisch product is ontstaan dat we graag blijven consumeren. Blijkbaar is er een typisch Vlaams intellectueel verlangen om het over de voormalige kolonie te blijven hebben. Alsof onze gemeenschap vreemd genoeg een soort zeggenschap wil blijven voortzetten.
Veel van die producten zijn bovendien nogal exclusief. Zeker als je kijkt naar de kennis of taal die nodig is om eraan deel te nemen. Zo was de tv-serie ‘Kinderen van de Kolonie’ alleen in het Nederlands te zien, alsof er geen Congolese of Franstalige Belgen aan hadden meegewerkt! Dergelijke projecten ademen ook vaak een mea culpa uit, maar ze vergeten rekening te houden met alle betrokkenen.
Daarom voelde de expo ‘Congoville’ een beetje aan als een nieuw theaterstuk op een vertrouwd podium. Ik hoop dus echt dat we er deze keer iets anders van kunnen maken. Als je een boom wil verwijderen, is het niet genoeg om wat aan het bladerdek te schudden. Je moet ook de wortels uitgraven.
Congo als metafoor
Pieter Boons: In welke mate sluit je werk aan bij het concept van Congoville?
Mijn werk had aanvankelijk niets te maken met Congoville. Het was ook niet de curator die mij uitnodigde, maar de museumdirecteur. Dat deed ze tijdens een atelierbezoek in Gent. Zo zijn we gaan samenwerken. Ik ben altijd gefascineerd door waar gesprekken me toe kunnen leiden.
Ik ben wel niet geïnteresseerd in het intellectuele systeem achter deze tentoonstelling, namelijk een statement van een curator onderbouwen via mijn werk als kunstenaar. Ik doe er dus niet aan mee omdat ik toevallig van Afrikaanse afkomst of zwart ben.
Ik zie ‘Congo’ als een metafoor: het is een land dat met veel problemen te kampen heeft. Haar strijd is vergelijkbaar met veel andere plekken op de wereld. Mijn artistieke praktijk is gebaseerd op mijn multi-etniciteit en op de specifieke omstandigheden (en beperkingen) van de wereld van vandaag. Zo heb ik rechtstreeks en onrechtstreeks gewerkt rond postkoloniale kwesties. Mijn artistiek werk is mijn persoonlijke manier om met maatschappelijke problemen om te gaan en om mogelijke oplossingen te suggereren.
Imperialistisch gedachtegoed
In haar essay heeft Sandrine Colard het over het ‘afleren van een imperialistisch gedachtegoed’. Wat betekent dit voor jou?
Deze vraag leidt tot een heleboel andere vragen. Wat is afleren, wie moet wat afleren? Is het de imperialist, de mens? De kolonisator of de gekoloniseerde? Als deze vraag over het ‘wie’ gelieerd is aan ras, waarom nodigt de tentoonstelling dan zwarte Afrikaanse kunstenaars of kunstenaars van Afrikaanse origine uit? Zij moeten het gesprek aangaan met een grotendeels wit publiek? Is het de ambitie om te laten zien dat er zwarte kennis bestaat en dat die integraal deel uitmaakt van alle bestaande kennis?
Laten we toch ophouden met het confronteren van twee extremen, en stoppen met in uitersten te denken. We moeten opletten dat we de ene vorm van imperialisme niet vervangen door een nieuwe vorm van hetzelfde. Dat is precies wat nu in Afrika gebeurt.
Ik geloof niet dat alle problemen waar het continent mee te maken heeft, veroorzaakt worden door witte mensen. De zwarte Afrikaanse leiders zijn medeplichtig geworden aan het imperialisme. Ze zijn zelfs de nieuwe imperialisten geworden. Als je een revolutie begint, moet je eerst de juiste vijand kennen.
Van mens tot mens
P.M.T.: Volgens mij ligt het probleem dieper. Het gaat veel verder dan ras en kleur. Het heeft eerder te maken met het menselijk ras als geheel. De kwestie van het imperialisme moet ook over kleinere conflicten gaan, bijvoorbeeld tussen Vlamingen en Walen. Waarom pakken we enkel de grote vragen rond de rassenproblematiek aan, terwijl er zoveel andere conflicten zijn?
Als je echt wil spreken over een ‘deconstructie van het imperialisme’ – ik vind het woord deconstructie hier beter gepast –, ontbreekt het woord ‘mens’. Imperialisme kunnen we tegengaan door het terug te brengen tot de schaal van mens tot mens. In het museum bevinden we ons tussen kunstenaars en tussen andere mensen. Het kan een plek zijn waar we elkaar ontmoeten, waar we ideeën uitwisselen en waar we iets leren. Het museum is dus een heel belangrijke plaats.
Maar we moeten ons hoeden voor al te grote uitspraken over imperialisme. Laten we vooral kalm blijven en onze hersenen gebruiken in plaats van alleen onze emoties. Voor je een man kan worden, moet je een kind zijn, dat kan leren en opgeleid worden.
Even de hand in het vuur
Congoville legt de niet-vertelde koloniale geschiedenis van het Middelheim bloot in een grote tentoonstelling die bijna vijf maanden loopt. Wat kan daarvan de impact zijn, liefst op lange termijn? Hoe kunnen we de inzichten die zullen ontstaan, ook verankeren in de toekomst?
Dat er een koloniaal verhaal gekoppeld is aan de Middelheimsite, is op zich heel interessant. Dit moet zeker verteld worden, het is een vorm van onderwijs. Ik denk dat veel mensen in Antwerpen zich daar totaal niet van bewust zijn. Deelnemen aan dit project kan dus een manier zijn om naar de oorsprong van dit soort zaken terug te gaan.
Pas op, we willen de mensen niet bang make natuurlijk. Maar ze mogen wel even de hand in het vuur steken, daarna verzorgen we die wel. (lacht)
Congoville kan een manier van opvoeden zijn. Maar laten we de kunstwerken ook opvatten als een veelzijdig laboratorium en niet alleen als een intellectuele of esthetische ervaring. Als er slechts één manier van kijken is, zou je dit kunnen beschouwen als een nieuwe vorm van imperialisme. Het museum heeft de verantwoordelijkheid om verder te gaan dan de kunstwerken en het systeem achter het project. De diepere grondslag van al deze kwesties moet opgezocht worden, om zo een gemeenschappelijke basis te vinden. Die kunnen we dan implementeren als een relatie tussen doodgewone mensen.
Gekleurde stenen
Laten we het even hebben over je werk op de tentoonstelling. Welke ideeën schuilen daarachter?
De twee werken die te zien zijn, zijn visueel met elkaar verwant. In beiden werk ik met stenen en met kleuren.
‘Le Chemin du Bonheur’ heeft het over geluk. Bij het maken werd ik dagelijks geconfronteerd met allerlei soorten crisis. Toen ik dit werk in 2012 voor het eerst realiseerde op het terrein van het Castello di Ama (Italië), was het mijn uitdaging om een werk te maken in een ruimte die eigenlijk al bezet was door andere kunstenaars. Op zoek naar een evenwicht tussen alle ‘bewoners’ van de plek kwam ik op het idee om in te grijpen op de weg van de hoofdingang naar de wijngaarden. Je zou die wijngaarden kunnen beschouwen als een ‘paradijs’: het domein levert de eigenaar veel inkomsten en plezier op. Vandaar ook de titel: ‘Le Chemin du Bonheur’ is een manier om (letterlijk) wat licht in de duisternis te brengen, net zoals ik in andere werken gedaan heb.
‘La Paix des Braves’, het andere werk, drukt min of meer hetzelfde idee uit. Beide titels hebben een taalkundige overeenkomst en verwijzen rechtstreeks naar de betekenis van het werk. ‘La Paix des Braves’ stelt bijvoorbeeld dat alle mensen gelijk hebben, en dat ze er allemaal toe doen. Zo kunnen we de strijd staken en een einde maken aan de revolutie. Elke kleur staat voor een andere persoon, een ander verhaal, een andere pijn.
Uitnodiging tot vrede
P.M.T.: Als zwarte kunstenaar verwijs ik naar ‘mensen van kleur’ door gekleurde stenen te gebruiken. Het werk nodigt uit tot vrede. Niet alleen als een feestelijk moment, maar als een echt vuur dat begint te branden vanuit je eigen ziel. Deze stilstand of overgave, vertegenwoordigd door de witte vlag, is het enige moment in een gevecht dat mij echt bevalt. De rest is onzin en overbodig.
Mijn voorstel is dus niet om diverse problemen en standpunten samen te vatten of die boven elkaars hoofden te bespreken. Maar wel om eindelijk tot rust te komen en met elkaar in dialoog te gaan. De vrede (of het geluk) waar ik over spreek, moet universeel zijn. Ze begint bij mezelf maar verspreidt zich dan over de hele wereld. Beide werken spreken over revolutie als een verandering: niet door ermee te beginnen, maar door er net een einde aan te maken.
De koloniale geschiedenis omarmen
Hoe zie je kunst als een strategie voor genezing of herstel?
Een curator is als een dokter, het woord zelf impliceert een zekere ‘genezing’. Maar de genezing is niet met woorden alleen te vinden. Daarom hebben we ook een andere betrokkenheid nodig. Met woorden alleen kan je geen verzoening of verandering brengen. Laten we dus nederig zijn en bekijken vanuit welke positie we verder kunnen gaan.
De reden waarom we blijven discussiëren over het postkolonialisme is dat de problemen die ermee samenhangen nog niet zijn opgelost. Als je problemen wil aanpakken, moet je met oplossingen voor de dag komen. Niet met stokken of beschuldigingen.
Om te verzoenen, hebben we een methode nodig. De koloniale geschiedenis omarmen als een gedeelde geschiedenis die ons allen toebehoort, zou een eerste stap kunnen zijn. Deze houding zou kunnen leiden naar het geluk van toekomstige generaties. Een mogelijke 'chemin de bonheur'.
Tot slot: welk boek zou je willen aanraden als aanvulling bij je werk op deze tentoonstelling?
Thomas Bärnthaler (2015), ‘Do It Yourself: 50 Projects by designers and artists’. Londen: Phaidon Press.
Curator Pieter Boons in gesprek met Pascale Marthine Tayou.
Over Pascale Marthine Tayou
Pascale Marthine Tayou werd in 1966 in Kameroen geboren en woont en werkt in Gent en Yaounde (Kameroen). Aan het begin van zijn carrière heeft de kunstenaar zijn eerste en tweede naam vervrouwelijkt tot ‘Pascale Marthine’; daarmee wilde hij het belang ontkrachten dat in de kunstwereld wordt gehecht aan auteurschap en gender.
Tayou werkt met diverse media en rond uiteenlopende topics. Of het nu gaat om sculpturen, installaties, video’s, tekeningen of objecten, zijn kunst draait altijd om de hybride kruising tussen verschillende culturen, het parcours van het individu in de geglobaliseerde wereld, en de plaats en perceptie van zijn Afrikaanse identiteit daarin.
Tayou’s werk was te zien in solo- en groepstentoonstellingen over de hele wereld, onder meer in Mu.ZEE (2019), Bozar (2015), tijdens Documenta 11 in Kassel (2002), op de Biënnale van Venetië (2005, 2009), in Turijn (2008), Tate Modern in Londen (2009), op de Biënnale van Gwangju (1997 en 1999), in Santa Fe (1997), Sydney (1997) en Havana (1997, 2006).