3D-sculpturen uit zandtekeningen
In gesprek met Kiluanji Kia Henda
De architecturale staalsculpturen van Kiluanji Kia Henda (1979, Angola) zijn geïnspireerd op traditionele zandtekeningen van de Chokwe-gemeenschap. In COME CLOSER krijgen deze sculpturen en performances een nieuwe betekenis. Curator Pieter Boons gaat in gesprek met de kunstenaar.
De impact van het reizen
Hoe is jouw artistieke praktijk ontstaan?
Ik wilde aanvankelijk muzikant worden, maar mijn band werd nooit een succes. Wel kreeg ik de kans om theater te volgen in Zuid-Afrika. Bij mijn terugkeer naar Luanda kwam ik in contact met enkele beeldende kunstenaars. Ik was jaloers op hun individuele artistieke onafhankelijkheid, iets wat je met een muziek- of theatercollectief veel minder hebt.
Het contact met de beeldende kunstenaars uit downtown Luanda herinnerde me aan mijn tienerjaren waarin ik gefascineerd was door fotografie. Mijn broer had thuis zijn eigen fotolabo waar hij zijn foto's ontwikkelde. Ik besloot daarom ook met beeld te gaan werken.
Vanaf het begin was ik dus geïnteresseerd in verschillende disciplines. Die verscheidenheid vond ik altijd veel interessanter dan specialist te worden in slechts één discipline. Wellicht speelt ook mijn persoonlijk verhaal mee: ik reis voortdurend rond, altijd in verschillende contexten. Dit heeft een grote invloed gehad op mijn kunstpraktijk.
Is dat een bewuste keuze, voortdurend rondtrekken en te wonen en werken in verschillende landen?
Angola heeft zelf geen sterke kunstscene. Wilde ik kunstenaar worden, moest ik een internationaal netwerk zien op te bouwen. Dus reisde ik rond, vooral in mijn dertiger jaren. Bijna 8 jaar lang had ik geen eigen huis, ik woonde telkens voor 3 tot 6 maanden op een andere plek.
Dit reizen had uiteraard een grote impact op mijn praktijk. Ik ben niet het type kunstenaar dat zich terugtrekt in een studio om er te produceren. Voor mij is de interactie met de context waarin ik creëer belangrijk. Het bracht me tot een ander begrip van het onderweg zijn, van het leven dat ik leid, van mijn kwetsbaarheden én mijn kracht om door te gaan.
Sinds 2016 heb ik mijn eigen huis in Luanda, dicht bij mijn familie en vrienden. Ik heb ook een atelier in Lissabon, waar ik veel productie doe. Ik ben blij om in Luanda te wonen, maar ben me ook bewust van de beperkingen: de sociale context en moeilijkere economische situatie. Veel van de onderwerpen die ik als kunstenaar wil verkennen zijn verbonden met de lokale mondelinge geschiedenis, in Angola en in Afrika. Ik voel dan ook de nood om er tijd door te brengen en de verbinding met de realiteit in Angola niet te verliezen.
Thuisbasis in Luanda
Je verankert je werk in een specifieke context. Tegelijkertijd kan ik me voorstellen dat je in Angola zichtbaar moet blijven omdat het land geen uitgebreide kunstscene heeft.
Het is inderdaad een soort toewijding aan de gemeenschap in Luanda. De overheid biedt kunstenaars hier geen minimale ondersteuning. Wanneer iemand dus wat succes heeft, voelt die zich verplicht om dat te delen met de artistieke gemeenschap. Ik sta hiervoor open, al betreur ik het gebrek aan protest tegen deze passieve houding van de staat. We kunnen niet zomaar de verantwoordelijkheid nemen voor wat de overheid zou moeten doen.
Het zou voor een kunstenaar moeten volstaan om gewoon goed te zijn in wat je doet. Maar tegenwoordig moeten kunstenaars ook ondernemers zijn ... Dat ben ik ook, maar ik voel de behoefte om in balans te zijn. We zouden meer moeten eisen van de artistieke gemeenschap in Angola, om meer druk uit te oefenen op de machthebbers, en hen wakker te schudden.
Grenzen bevragen in COME CLOSER
Laten we het hebben over de tentoonstelling. COME CLOSER verkent de grenzen tussen sculptuur en performance. Traditioneel maakt een kunstenaar een kunstwerk voor een publiek. Maar performancekunst stelt deze verhoudingen in vraag. Door bijvoorbeeld iets te creëren dat na de performance verdwijnt. Of door mensen uit het publiek uit te nodigen om het samen te maken. De kunstenaar zelf kan soms ook afwezig zijn. In jouw werk bevraag je deze grenzen ook, bijvoorbeeld door werkmannen op te voeren als performers, of door de constructie zelf te beschouwen als een performatieve daad.
Het klopt zeker dat ik in mijn werk de grenzen verken. Een sculptuur tot leven wekken heeft vaak iets performatiefs. Simpele, alledaagse herhalingen worden dan een performatieve daad.
Ik vertrek vanuit de zandtekeningen van de Chokwe-gemeenschap. Verhalenvertellers tekenen die in het zand terwijl ze een verhaal vertellen. Wij zetten die zandtekeningen om naar een 3D-structuur. Dit bouwen heeft veel weg van het tekenen: het is verbonden met de performance en met het verhaal dat verteld wordt. Daarom is het voor mij heel betekenisvol om er werkmensen bij te betrekken.
In je performances zijn je sculpturen veel meer dan afgewerkte statische objecten. Je kan het vergelijken met de zandtekeningen waarbij het tekenen en het vertellen belangrijker zijn dan de uiteindelijke tekening.
De tekeningen zijn vergelijkbaar: ze zijn allemaal fragiel. De verteller tekent die in het zand en wist ze daarna. De tekeningen worden dus niet bewaard, ze zijn heel vluchtig. Het gaat dan ook niet om de tekening, maar om het verhaal, de overdracht van kennis.
In mijn werk transformeren we die vluchtige tekeningen tot stabiele 3D-sculpturen. Het is ook een veel langer proces, waarbij het performatieve aspect erg belangrijk is. Vaak ziet een publiek enkel een voltooid object. In mijn praktijk kan ik spelen met zowel de creatie als het voltooide object. Als kunstenaar geniet ik echt van dit maakproces. Het is ook de meest intieme band die ik met mijn kunstwerk kan hebben: nadat het is gemaakt, behoort het mij niet meer toe en kan ik het niet meer controleren.
Dus je opent het creatieproces. Kan ik stellen dat je anderen betrekt bij het werk, en dat de performance hen ook agency, zeggenschap, geeft?
Zeker. Op de een of andere manier heb je altijd wel een idee van de verschillende stadia van een werk. Het is heel anders om te kijken naar iets wat al voltooid is, of iets te zien wat voor onze ogen wordt gecreëerd. Het schept een andere relatie met het kunstwerk wanneer je het tot leven ziet komen. Het speelt ook met verwachtingen: tijdens het maken, creëer je een beeld in je hoofd van wat het mogelijke resultaat zou kunnen zijn.
De collectieve participatie in mijn creatieproces is heel belangrijk: ik sta erg open voor de ideeën en invloeden van anderen. Het draait allemaal om teamwork. De musici, de architect, de performers … De mening van iedereen is belangrijk om de richting te bepalen van wat uiteindelijk het definitieve kunstwerk wordt.
Ongemakkelijke verhalen
We hebben het nog niet gehad over het achterliggende verhaal. Welke verhalen vertelt de verteller ons in de nieuwe performance?
De verhalen gaan terug naar de Chokwe. Deze etnische groep komt uit het oosten van Angola, in het zuidwesten van Congo en in Zambia. Ze vormden een groot koninkrijk met een enorme culturele erfenis. Maar sinds de Portugese kolonisatie in het begin van de 20e eeuw werd de regio een conflictgebied. Want uitgerekend daar heb je de grootste diamantmijnen van Afrika, wat dus leidde tot conflicten over ‘bloeddiamanten’. Ik zie daarin een sterke link met Antwerpen, beroemd om de diamanthandel.
De oorspronkelijke Chokwe-tekeningen maken vandaag deel uit van een traditie die niet meer bestaat, vanwege het brute kolonisatieproces door Europese landen in de vroege 20ste eeuw. Ze waren toen erg belangrijk als verzet tegen de koloniale overheersing. Het was ook een manier om hun kennis en cultuur te bewaren en door te geven aan de komende generaties. De tekeningen, die hier in Antwerpen getransformeerd zijn tot enorme sculpturen, zijn voor mij ook een soort manifest van verzet. Ze zetten het belang van de tekeningen verder.
Een vorm van verzet
De sculpturen die je nu al meer dan 10 jaar creëert, komen in een serie. Ze werden tentoongesteld in Londen, in Europa, in Sharjah ... Is de rode draad die al deze werken verbindt, het monumentaliseren van een vorm van verzet?
Toen ik in Sharjah werkte, de op twee na dichtstbevolkte stad in de Verenigde Arabische Emiraten, ging mijn werk vooral over verstedelijking. Ik was geïntrigeerd door de bouw van een stad in de woestijn. Dat is wat in die tijd (2014) in Dubai gebeurde. Zo’n 70 procent van de gebouwen die werden gebouwd, stonden leeg.
Ik gebruikte de tekeningen om die lege structuren in de woestijn te creëren. Het ging me toen om het vluchtige aspect van de tekeningen, en hoe ik daarmee iets kon zeggen over het proces van entropie. Ik wilde het verhaal vertellen over de geboorte, het leven en de dood van een stad.
Die opgestelde structuren leken op skeletten van gebouwen, op ruïnes. Want niets lijkt meer op ruïnes dan een gebouw in aanbouw. Ook daarin zie je een link met het vluchtige. Vanuit die serie heb ik een video gemaakt die het verhaal vertelde van een man die probeerde de woestijn te overwinnen. De film was gebaseerd op vier verschillende performances in de woestijn. We staken twaalf ijzeren staven in de woestijngrond, we bouwden een muur in de woestijn, we maakten een bloedende duin ... Van al deze performances samen maakten we een film.
Wat je nu doet in COME CLOSER is vergelijkbaar, maar het verhaal is wel anders.
Dat klopt. Het toont hoe de plaats waar ik werk een sterke invloed heeft op mijn creatie. Deze interactie is belangrijk. De structuren in deze tentoonstelling, zijn zelfs krachtiger dan wat ik in Sharjah heb gedaan, omdat het directe impact heeft op wat die regio's in Angola vandaag de dag meemaken. De schadelijke gevolgen van de diamantexploitatie, niet alleen tijdens de koloniale tijd maar ook na de onafhankelijkheid ...
Wanneer we het hebben over de impact van de kolonisatie, beperken we ons vaak tot de periode vóór de onafhankelijkheid. Maar de diamantindustrie en de commercialisatie hebben ook vandaag nog een enorme impact op ons land. Ook dit herstel moet worden besproken. Niet alleen van wat vroeger is gebeurd.
De provincies van Lunda in het oosten van Angola zijn veranderd in één grote krater. Alle culturele tradities, van sculptuur tot tekenen en schilderen, zijn op een gewelddadige manier verdwenen. Het is verschrikkelijk wat er in die regio gebeurt. En dit allemaal omdat de grond rijk is aan diamanten. Mijn werk vormt een goede gelegenheid om te praten over het culturele belang van die regio, waarbij de verteltraditie wordt vermengd met hedendaagse reflectie.
Nieuwe performance in COME CLOSER
De titel van je nieuwe performance, “While I dig into the darkness of the earth, I can see the bling of death in your eyes”, lijkt me specifiek te verwijzen naar artisanale mijnbouw. Wat wil je daarmee vertellen?
Het verwijst naar zowel de industriële mijnbouw, omdat dit vandaag nog altijd blijft doorgaan. Maar het werk is inderdaad meer verbonden met de artisanale mijnbouw, en brengt het naar een persoonlijke dimensie. De titel draagt een sterk beeld: vaak worden kinderen gebruikt in de artisanale mijnbouw, omdat ze zo licht wegen. Dus binden ze hen aan een touw en laten ze hen in het gat zakken. Het is veel gemakkelijker om hen omhoog te trekken.
Maar het heeft ook een gruwelijke kant. In de koloniale tijd was artisanale mijnbouw verboden, zelfs voor de landeigenaars. Werd je door de koloniale politie betrapt met een diamantsteen, vloog je de gevangenis in. Je kreeg dan net zo lang als voor moord. Mensen die illegaal aan artisanale mijnbouw deden, werden soms opgejaagd en vanuit helikopters beschoten. Het was bruut. Dat is ook het idee van die “dodelijke glans in de ogen” in de titel van de performance.
Je andere sculpturen dragen titels als “The Watchtower” en “The Palace of Crystal”. Hoe kwam je hierop?
De betekenissen van de tekeningen zijn "het web" en "de houtskoolopslagplaats”. Voor de sculptuur veranderde ik de titel in "De Wachttoren" vanwege de fysionomie van het object. Er is tegelijk ook een aspect over het systeem van macht en dominantie. "The Palace of Crystal" verwijst dan weer naar het beroemde Crystal Palace in het Verenigd Koninkrijk. Een enorme glazen hallencomplex waar in de 19de eeuw koloniale tentoonstellingen werden georganiseerd
Kristal legt ook weer een link naar de exploitatie van mineralen. Zo komen we ook hier weer terug naar de diamanten.
Ik hou wel van de gelaagdheid van dit werk. De meerdere lagen stellen ons in staat om te spreken over verschillende periodes van de geschiedenis, verschillende temporaliteiten. Ook de muziek die erbij wordt afgespeeld, voegt een extra temporaliteit toe. De mix van traditionele muziek met synthesizers brengt ons naar meer futuristische soundscapes. Het kunstwerk kan dus in verschillende temporaliteiten worden geplaatst. Het opent authentieke discussies.
Uitnodiging tot planetaire verbondenheid
Om af te ronden, wat betekent de titel van de tentoonstelling, COME CLOSER, voor jou?
De titel past goed bij mijn manier van werken. Vaak probeer ik de afstand te verkleinen om de communicatie te verbeteren. Ik denk graag in termen van een soort culturele planetaire verbondenheid. We staan met zijn allen veel dichter bij elkaar dan we eigenlijk beseffen.
Wat ons uit elkaar trekt, en dus afstand creëert, is niet de geografische afstand tussen de grenzen, maar de onwetendheid. Het niet erkennen van het bestaan van de ander, het niet erkennen hoe we op veel vlakken met elkaar verbonden zijn. Hoe beïnvloeden we elkaar op de plek die we delen? Als je vandaag kijkt naar ecologie, naar oorlogen en dergelijke, moet je je bewust zijn van hoe dicht we eigenlijk bij elkaar zijn.
COME CLOSER is dus een statement, een uitnodiging om nog dichterbij te komen. Niet alleen fysiek, ook mentaal. Het is een uitnodiging om te begrijpen hoe gemeenschappelijk onze geschiedenis is en de plek die we delen.
Tijdens mijn performances zelf, wanneer we de torens bouwen, zou ik je natuurlijk niet aanraden om dichterbij te komen (tenzij je werkschoenen en een helm draagt). Dus hier heb je misschien toch wat afstand nodig. (lacht) Maar we proberen met onze verhalen de mensen dichterbij te brengen. De structuren zijn ook groot genoeg om mensen het gevoel te geven dat ze er mee deel van uitmaken.
En wanneer de structuren dan klaar zijn, zal het publiek ook fysiek dichterbij kunnen komen.
Ja, in een tweede fase wordt het publiek mee de performer van het werk.
Hartelijk dank voor dit gesprek.
Interview door Pieter Boons, 04.04.2024