Het spiegelbeeld van Joan Jonas
Curator Pieter Boons in gesprek met Nefeli Skarmea
Joan Jonas is een belangrijke pionier in de video- en performancekunst. Enkele van haar iconische performances uit de jaren 60 en 70 worden opnieuw opgevoerd in COME CLOSER. Hoe komt het dat die nog steeds zo krachtig eigentijds aanvoelen? Dat vroeg curator Pieter Boons aan Nefeli Skarmea, Movement Director van de kunstenaar.
Van danseres tot Movement Director
Jouw eigen parcours is heel divers. Je hebt gewerkt in ballet en hedendaagse dans, je bent curator, Movement Director en nauw betrokken bij productie en programmatie: voorheen bij Serpentine in Londen, vandaag bij Fondation Plaza in Genève. Hoe vervul je al deze overlappende rollen?
Ik studeerde dans: eerst klassiek ballet, daarna hedendaagse dans. Zo’n 15 jaar lang werkte ik als danseres voor verschillende gezelschappen en onafhankelijke choreografen. Van fysieke en technische dans tot meer theatraal of conceptueel werk. Ik deed er heel wat ervaring op, zowel lichamelijk als op het vlak van scenografie.
Dansen deed me veel bewegen: niet alleen op het podium, ook van land naar land en van plek naar plek. Ik studeerde ballet in Londen, hedendaagse dans in Rotterdam, butoh in Parijs, yoga in India ... Al deze verschillende ervaringen maken nu deel uit van het fysieke geheugen van mijn lichaam. Tegelijk leerde ik ook theatraliteit en dramaturgie begrijpen, en de eigenlijke productie van choreografisch werk.
Op een bepaald moment in je carrière richtte je je op beeldende kunst.
In 2011 voelde ik dat het tijd was om te veranderen. Ik wilde meer tijd maken voor onderzoek en reflectie, in plaats van enkel het veeleisende fysieke werk. Beeldende kunst heeft me altijd al geïnteresseerd, dus begon ik een deeltijdse Master of Curatorial Studies aan de Leipzig Art Academy. Heel dicht bij Berlijn, waar ik toen woonde.
In die twee jaren dook ik in de geschiedenis van dans en het maken van tentoonstellingen in de jaren 50. Ik onderzocht de parallelle evoluties van dans en beeldende kunst, en hoe die elkaar raakten in de performatieve danspraktijken in het museum in de jaren 1990-2000. Ik was vooral geïnteresseerd in de ontwikkeling van performancekunst: de ruimte, context en esthetiek, en op welke manieren we die samen waarnemen.
In dezelfde periode werkte je als curator voor dOCUMENTA. Je bleef professionele rollen toevoegen en combineren.
Toen ik in 2012 voor dOCUMENTA(13) werkte, raakte ik geboeid door de productie, de coördinatie en het mee cureren van performances in verschillende contexten: in het museum, in de galerie en vooral in niet-theatrale ruimtes. Dit deed ik daarna ook in de Serpentine Gallery en bij Art Night, een eendaags performancefestival in Londen.
Daarna werkte ik mee aan de tentoonstelling Dance First Think Later in Genève, gericht op de ontmoeting tussen beeldende kunst en dans. Vandaag werk ik als coördinator van culturele projecten bij Fondation Plaza in Genève.
Al deze verschillende rollen zijn op de een of andere manier met elkaar verbonden. Ik treed niet meer op, maar draag wel al die ervaringen in mijn lichaam. Door mijn ervaring als danser leef ik mee met wat er op het podium gebeurt, en door mijn studies en werkervaring in het coördineren, organiseren en programmeren, zie ik wat er achter het podium gebeurt. Het ene vult het andere aan.
Ik begrijp daarom heel goed wat performers nodig hebben vanuit productie, voor de repetities, enscenering en dramaturgie. Ik voel aan hoe ze zich voelen, omdat ik het allemaal zelf heb meegemaakt. Ik leer nu bij hoe ik hierover kan communiceren en hoe ik de voorstellingen op de lange termijn kan organiseren.
Samenwerken met kunstenaars lijkt de rode draad door je praktijk: als danser, als producer en als programmator. Zie ik dit juist?
Samenwerking staat inderdaad centraal in mijn werk. Werken met choreografen en met dansers doe je altijd in groep. Artistiek werk produceren en realiseren gebeurt in nauw contact met de kunstenaar. Deze voortdurende samenwerking blijft voor mij het interessantste aspect in mijn werk.
Eigenlijk ben ik overgestapt van het ene type creatie, waarbij ik fysiek deel uitmaakte van het werk zelf, naar een ander type waarbij ik minder aanwezig ben, maar er toch deel van uitmaak door de artistieke visie te helpen realiseren. Vanuit deze rol heb ik een beter overzicht. Misschien had ik een meer creatieve inbreng als danseres en ben ik nu eerder begeleider om het werk tot stand te brengen.
Vertalen tussen performance en beeldende kunst
Je bent een ‘Movement Director’, een heel inspirerende term waar ik eerlijk gezegd nog nooit van had gehoord. Hoe zou je je functie beschrijven?
Deze titel kan verschillende invullingen hebben naargelang de plek. Voor mij is een Movement Director de persoon die de bewegingen van performers coördineert. In mijn geval is het ook iemand die beeldende kunst vertaalt naar de bewegingstaal van de performers, in concrete artistieke projecten.
Verschillende beeldende kunstenaars, wier praktijk niet meteen in performance lag, zijn vandaag geïnteresseerd in het integreren van performances. Denk maar aan Martin Creed, Cally Spooner, Megan Rooney, Anthea Hamilton en veel anderen. Deze kunstenaars richtten zich eerder op statisch werk zoals beeldhouwen, schilderen, installatie, video of fotografie. Ze willen nu graag werken met beweging en met bewegende personen, maar hebben daarvoor niet altijd de juiste kennis. Vaak weten ze niet hoe ze hun werken moeten uitleggen of overbrengen aan de performers. Dus ben ik de 'vertaler' tussen beide.
Dat brengt ons bij mijn werk voor Joan Jonas. Voor de heropvoering van haar historische performances uit de jaren 60 en 70 stelde ik als 'vertaler' hedendaagse aanpassingen voor: nieuwe ruimtelijke arrangementen, en updates van de bewegingen en overgangen. Uiteindelijk is de performancekunst op 50 jaar toch wel sterk veranderd. Ik probeer de geest van het oorspronkelijke werk, en de intentie van de verschillende scènes en bewegingen, te vertalen naar de moderne, hedendaagse danspraktijk.
Door je ervaring als danser kan je je voorstellen wat dansers voelen, doen en nodig hebben. Vanuit het perspectief van de beeldend kunstenaar maak je de sprong naar de performer. Maar je vertaalt stukken ook naar de instelling, de locatie of de context van de tentoonstelling waar die wordt opgevoerd. Wat dus een extra vertaalslag is.
Daar ben ik me best van bewust. Ik beschouw mezelf niet als choreograaf of dramaturg. Wat ik doe, zou je kunnen omschrijven als uitgebreider choreografisch werk en het cureren van de ruimte. Mijn eigen ervaring als danseres geeft me daarin een zekere agency, ook al werk ik op een heel intuïtieve manier. Waardoor ik bijvoorbeeld de voorstelling Mirror Check kon voorstellen voor COME CLOSER, of suggesties kon doen voor de precieze plek in het kunstpark waar het stuk kan worden opgevoerd.
Samenwerken met Joan Jonas
In 2012 ontmoette je Joan Jonas tijdens dOCUMENTA in Kassel. Hoe is jullie samenwerking begonnen?
Toen ik Joan voor het eerst ontmoette, werkte ze aan haar nieuwe stuk Reanimation, in opdracht van dOCUMENTA(13). Ze stond daarbij zelf op de planken, samen met jazzpianist Jason Moran, in een leegstaande bioscoop in het centrum van Kassel. Ikzelf stond mee in voor de productie. Dus stelde ik me na een repetitie aan Joan voor, die ik toen nog helemaal niet kende. Hoe kon ik haar van dienst zijn?
Ze zei: “Kan jij op het podium staan en doen alsof je mij bent? Ik kan nooit naar mijn eigen bewegingen kijken.” Ik had al een deel van de repetitie gezien en wist wat ik moest doen. Dus stapte ik het podium op en nam haar plaats in. Zij ging zitten in de lege zaal, keek toe en riep uit: “aha, maar nu begrijp ik het!”
Joan vroeg me advies over dramaturgie: hoelang moest deze scène duren, waar moest ze staan zodat het publiek haar het best zag, hoe zag deze beweging eruit? Zo werd ik een soort ‘externe blik’ op haar performances: iets wat Joan best leek te appreciëren. Ze waardeerde ook mijn feedback. Ik had het gevoel dat ze nooit eerder veel kritiek of feedback had gekregen op de bewegingen in haar performances.
Haar unieke artistieke expressie was helemaal nieuw voor mij. Joan is echt buitengewoon. Ze slaagt erin verhalen te creëren doorheen allerhande media, op een manier die ik me nooit had kunnen voorstellen. In Reanimation combineerde ze video-opnames, projecties van statische en bewegende beelden door een overheadprojectors en vaste videocamera's, live beeldmateriaal van bewakingscamera’s op een groot scherm, schilderijen die ter plekke werden gemaakt, objecten met verhalen, en bewegingen met dans. Bij de muzikale thema's op piano improviseerde ze geluiden en melodieën met instrumenten, stenen, rammelaars en andere objecten die ze op haar reizen had verzameld. Het stuk was episch, ik was diep onder de indruk.
In 2018 werd jullie samenwerking nog hechter, tijdens de voorbereidingen van Joan Jonas’ grote tentoonstelling in Tate. Kan je daar iets meer over vertellen?
Bij de voorbereiding van haar tentoonstelling in Tate Modern in 2018 werd Joan gevraagd om enkele van haar oude performances uit de late jaren 60 en vroege jaren 70 opnieuw te brengen. Joan nodigde me uit om haar daarbij te assisteren. Ik woonde in die tijd in Londen, wat handig was. Aanvankelijk vroeg ze me om haar te helpen bij het herconfigureren van de performance Mirror Piece.
Er bestond geen videodocumentatie van de oorspronkelijke versie, behalve een ruwe versie die ze een paar jaar eerder in het Guggenheim had gemaakt. We bekeken deze video uit 2010, en ook de partituur die Joan voor het stuk had gemaakt: 15 kleine spiegels, prachtig getekend op één vel A4, die ze in verschillende configuraties en in een specifieke volgorde toonde. Ik had de performance nooit live gezien, dus bestudeerde de partituur, onderzocht de foto's en las catalogusteksten over het oorspronkelijke stuk. Joan beschreef ook wat ze zich van het stuk herinnerde. Zo hebben we de performance opnieuw gereconstrueerd.
De partituur was wel tricky. Ze toont de verschillende scènes, de sleutelmomenten en beelden, maar de overgangen van de ene naar de andere scène staan er niet op. Joan vroeg me daarom die zelf uit te werken. Ze legde me uit dat die op de meest functionele en directe manier moesten gebeuren. Zo begon ik de choreografie opnieuw samen te stellen.
In Mirror Piece verplaatsen performers grote, zware, levensgrote spiegels door een ruimte. De spiegels zijn naar het publiek gericht en terwijl ze bewegen, fragmenteren en veranderen ze voortdurend alles wat erin wordt weerspiegeld: hun omgeving, het beeld van het publiek en ook de lichamen die ze dragen.
Samen reconstrueerden we nog twee andere stukken voor de expo in Tate Modern: Mirror Check en Delay Delay. Deze laatste werd buiten uitgevoerd, aan twee tegenover elkaar liggende oevers van de Theems tijdens laagwater. Best uitdagend om dit te coördineren: het tij van de rivier veranderde van dag tot dag, en ook het stukje oever waarop de performers stonden, was elke dag anders. Voortdurend moesten we het stuk aanpassen aan de beschikbare ruimte.
Wat bleef jou het best bij van deze samenwerkingen?
Weet je, vandaag vind je deze werken terug in geschiedenisboeken en kunstenaarscatalogi. Maar ik vond en vind het geweldig om te zien hoe deze performances zo'n 50 jaar later opnieuw tot leven komen! Dat was ongelooflijk.
Wat ik ook erg waardeer, is samenwerken met een kunstenaar die heel precies weet wat ze wil. De manier waarop Joan over haar werk communiceert, is heel duidelijk en direct. Elke keer dat ik twijfelde over het herscheppen van een deel van een scène of een configuratie op het podium, had zij meteen een antwoord klaar. Dit zorgde voor een heel fijne samenwerking, met plezier en met een sterk resultaat.
Iconische performances op COME CLOSER
Laten we het hebben over Mirror Piece I & II en Mirror Check, de twee performances die worden opgevoerd in COME CLOSER. Waarom zijn ze zo iconisch geworden, denk je?
Een spiegel is op zich een alledaags object maar ze heeft ook iets mysterieus. Ze verdubbelt een beeld én kan ook verhullen wat erachter zit. Vandaag hebben we een heel andere connectie met de spiegel in ons dagelijks leven door de ‘zwarte spiegels’, de smartphones, die we altijd bij ons dragen.
Het idee van de spiegel in Joan's werk kwam uit de boeken van de Argentijnse auteur Jorge Luis Borges. Die werden in de jaren 60 in het Engels vertaald en trokken veel aandacht in de kunstwereld. Joan was gefascineerd door zijn kortverhalen, de Labyrinths. Ze verzamelde verschillende fragmenten die naar spiegels verwezen en reciteerde ze op de scène terwijl ze een zwarte jurk droeg met daarop spiegels geplakt. Dit was haar allereerste performance, die zich later ontwikkelde tot de Mirror Pieces. De spiegel was haar allereerste rekwisiet en komt vaak terug in haar werk.
In de jaren 60 waren er natuurlijk nog geen smartphones. Door onze selfie-cultuur zien we de spiegel vandaag op een heel andere manier. We worden voortdurend geconfronteerd met ons eigen beeld in de wereld: dat beeld wordt gefilmd, gedeeld, gecommuniceerd, gepost op sociale media. Wanneer de performers nu met grote spiegels op het podium lopen, wordt het publiek geconfronteerd met het beeld van zichzelf, toekijkend. Het moment waarop deze relatie ontstaat tussen publiek, de ruimte en de gebeurtenis zelf, door de weerspiegelingen in de spiegels, is heel boeiend, mogelijk ook een beetje ongemakkelijk soms, en zet aan tot nadenken.
Waar de spiegels zich ook bevinden, dichtbij of ver weg, ze nodigen altijd uit om naar onszelf te kijken, ons eigen beeld te zoeken, op een bijna narcistische manier. We onderzoeken doorgaans ook de weerspiegeling van anderen, terwijl de bewegingen van de performers onze blik uitnodigen om in en uit te zoomen op wat er op het podium gebeurt. Deze begrippen en ideeën zijn zeer interessant en blijven actueel. Je zou kunnen beweren dat deze werken iconisch zijn geworden omdat deze vragen zowel eigentijds als tijdloos zijn.
Ook Mirror Check gaat om spiegels, maar in deze performance wordt de spiegel gebruikt op een heel andere manier.
In Mirror Piece zien we álles gereflecteerd in grote spiegels: we zien onszelf, de performers, de ruimte, de omgeving, het park en de bomen. Echt alles kan worden weerspiegeld. In Mirror Check is het net andersom: hier zien we helemaal niets in het kleine ronde handspiegeltje van de performer. De performer, een naakte vrouw, gebruikt het spiegeltje om elk deel van haar eigen lichaam te bestuderen. Ook al begrijpen we wat de performer zelf in har spiegeltje ziet, we krijgen dit beeld zelf niet te zien. Enkel de performer krijgt haar eigen beeltenis te zien. Deze performance stelt heel fundamentele vragen over het vrouwelijke lichaam, haar beeld, haar emancipatie en naaktheid.
Zoals ik het aanvoel, liggen beide stukken in elkaars verlengde. Ze roepen dezelfde vragen op, elk op een andere manier. Daarom nam ik de vrijheid om beide stukken voor te stellen om op COME CLOSER te presenteren.
De performance wordt opgevoerd in een nieuwe context: een kunstpark met beelden van vrouwelijk naakt door de eeuwen heen. Dit geeft de performances een extra betekenislaag.
Het kunstpark weerspiegelt de manier waarop er in de kunst eeuwenlang naar het vrouwelijk lichaam is gekeken. Toen Joan met performances begon, barstte tegelijk de vrouwelijke emancipatiestrijd uit. Het was de tijd van de minirokjes, de seksuele revolutie en de feministische beweging. De nieuwe context biedt ruimte voor reflectie op deze belangrijke thema’s.
Indoor performances in openlucht presenteren
In COME CLOSER presenteren we nieuwe buitenversies van indoor werken. Voor het museum was het een stevige uitdaging om dit te realiseren. Je moet niet alleen nadenken over de materialen, maar ook over wat het betekent om een werk naar buiten te brengen. Voor Joan Jonas zelf maakt het het werk tot iets nieuws. Hoe ga jij zelf om met verandering in je samenwerking met haar?
De meest voor de hand liggende verandering die bij elke opvoering moet gebeuren, is natuurlijk de cast. Het is belangrijk voor ons om met lokale performers te werken, uit de lokale scene. Daarnaast is er ook de aanpassing aan een totaal nieuwe ruimte, wat voor mij een groot deel van het werk is.
Wel staan er bepaalde elementen vast. Toen we Mirror Piece opvoerden in Tate Modern, was Joan erg opgezet met die versie. Daarom gebruiken we diezelfde versie, waarvan een video bestaat, als basis voor de choreografie. Maar natuurlijk zijn er altijd veranderingen in timing en ruimte. Die hangen af van de ruimte en van de innerlijke timing van de performers. Dit element is dus elke dag wat anders. Maar dat houdt de performance net zo levendig, fris en dynamisch, als samenwerking op die plek met die mensen.
Het feit dat Joan zo duidelijk liet verstaan dat de choreografie vaststaat, maakt het voor mij makkelijker om enkel de andere elementen aan te passen: aan een nieuwe ruimte, aan nieuwe mensen, aan een indoor of buitenversie. Er is wat ruimte voor improvisatie, maar de sleutelmomenten liggen vast.
COME CLOSER
Eigenlijk geldt hetzelfde voor Jonas’ installaties in COME CLOSER. Ook daarbij zijn er vaste referenties, die kleine veranderingen mogelijk maken. Dat is een zeer elegante manier waarop mogelijkheden kunnen groeien. Wat vind jij van de selectie die we maakten, en de rode draad daartussen?
Ik vind de tentoonstelling heel straf gecureerd, proficiat Pieter! Joan heeft een zeer brede waaier aan artistieke expressie, met gebruik van tal van verschillende media. Het feit dat we in COME CLOSER zowel haar video-, installatie-, performance- als sculpturaal werk kunnen zien, zegt veel over haar gevarieerde artistieke praktijk. Ik vind het dan ook geweldig dat het publiek die enorme rijkdom in één tentoonstelling kan beleven.
In haar videowerk Good Night Good Morning, deel van de nieuwe versie van My New Theatre VI in COME CLOSER, spreekt Joan tegen de camera terwijl ze dit opneemt. Eigenlijk kan je dit beschouwen als een uitbreiding van de spiegel, maar dan wat uitgesteld in tijd. Ze gebruikt nu technologie om zichzelf te bekijken en haar beeld op te nemen.
Dit werk toont de evolutie van één medium naar een ander, en hoe Joan overgaat van performance naar video. Voor Joan lijkt het wel een eenvoudige en organische verschuiving, maar in de kunstgeschiedenis zie je dat dit een enorm grote stap betekende!
Ook 6 Feet (measuring device) is heel interessant. Hier gebruikt ze een veel minimalistischere expressie, dit vreemde isolatiegevoel dat veel mensen ervaarden tijdens de coronapandemie, toen we een afstand van zes voet (zo’n twee meter) van elkaar moesten houden. Intussen is de pandemie over; het werk gaat nu over het verbinden van lichamen in de ruimte, of net hun afstand bewaren. Die afstand wordt gemeten met een tak, die even goed uit het park van het Middelheimmuseum had kunnen komen.
Voor mij, als curator, was het een grote uitdaging om Mirror Room III Outdoor (1968/2024) samen te stellen. In deze ruimte ontstonden veel performances, of vonden ze plaats. Er is de hoepel, er zijn stenen, er is één van de eerste video's van mensen die experimenteren met spiegels en lichamen... Nu dit buiten staat opgesteld, is er ook een reflectie op het landschap, vandaag belangrijker dan ooit. Er zijn veel mogelijke verbindingen en manieren om dichterbij te komen. Wat betekent COME CLOSER eigenlijk voor jou?
Wat ik erg fijn vind, is de kans die het project me biedt om te werken met lokale kunstenaars. Samen stappen we Joan’s universum binnen om deze performances nieuw leven in te blazen. Het brengt ons en hen samen. Sommige performers hebben elkaar misschien eerder al ontmoet, ze studeerden of werkten samen. Maar het idee dat we proberen mensen met verschillende achtergronden bij elkaar te brengen, brengt ook de verschillende disciplines samen, waarbij nieuwe ontmoetingen en kansen ontstaan. Doorheen deze baanbrekende werken van Joan ontstaat een heel unieke configuratie van mensen bij elkaar.
Los daarvan vind ik het, vanuit een curatoriaal perspectief, een erg interessant idee om sculptuur en performancekunst dichter bij elkaar te brengen. Het herkalibreert de manier waarop we naar kunst kijken, waarop we onszelf en de menselijke conditie bevragen. En ook de manier waarop we verbinding maken met de natuur, omdat we het geluk hebben om de performances op te voeren in een uitgestrekt openbaar park. COME CLOSER doet ons ook nadenken over de vraag naar nabijheid tussen mensen, dankzij de werken van Joan en de andere kunstenaars. Genieten mensen ervan om dichterbij te komen of verafschuwen ze het?
Tot slot ben ik dankbaar dat ik deze vrij grote groep van 15 performers bij elkaar heb kunnen brengen. We komen ook dichter bij elkaar tijdens het project. We voeren de performances in alle stilte uit, en die stilte creëert een staat van verhoogd bewustzijn, vooral onder de performers. Er is een zekere spanning, een zeer speciale samenhorigheid.
Wat een mooi einde. Heel erg bedankt voor dit fijne gesprek.
Pieter Boons, Antwerpen, 24/05/2024
Korte bio Nefeli Skarmea
Vanuit haar professionele ervaring in hedendaagse dans adviseerde Nefeli Skarmea beeldende kunstenaars die werken met performances, zoals Martin Creed, Cally Spooner en Megan Rooney. Na haar bijkomende Masters in Cultures of the Curatorial werkte Nefeli bij o.a. dOCUMENTA (13) in Kassel, de Serpentine Galleries' Public Programs en Art Night London.
Sinds 2018 leidt ze als Movement Director de heropvoering van de performances van Joan Jonas. Ze is vandaag ook coördinator van het culturele programma van de Plaza Foundation in Genève.